Gevaarlijke wereld van smeltend ijs,
wintergasten kleumen daar
wachtend op voorjaarsluchten.
Geschonden steden daagden in grijs.
De koude ging in versomberd verlangen voorbij
aan groene dalen, genoeglijk zijn.
Marinus te Velde
Gevaarlijke wereld van smeltend ijs,
wintergasten kleumen daar
wachtend op voorjaarsluchten.
Geschonden steden daagden in grijs.
De koude ging in versomberd verlangen voorbij
aan groene dalen, genoeglijk zijn.
Marinus te Velde
Gevaarlijke wereld van smeltend ijs, wintergasten kleumen daar
wachtend op voorjaarsluchten. Geschonden steden daagden in grijs. De koude ging in …
Winters
verleden
Dagelijks bij het schildersdorp door uiterwaarden struinen, stroomopwaarts, schouwend het landschap wijd en zijd. Aankomen in morgenlicht de bedding voor een aquarel gekozen als couleur locale oud leven op de rivier. Wie hier rondwaart weet schimmen steeds terzijde ongezien nabij gevaren. Vissers van weleer rusten bij een verre toren maar gaan nog voort in hun verhaal.
Het voorland van de nieuwe stad
die om de zuidas draait,
brengt mij ook het beeld dat Huygens schreef
die Amsteldam liet spreken
over zwijgen in verwondering
in de beslotenheid van grachten.
Ben ik de vreemdeling van wie zij droomt?
Een wandelaar in ongerepte stilte
waar vogels kunnen schuilen bij een lang gegraven vaart.
Leg aan
bij onbedorven land
hoor vogels in het groen
alsof ze wantij weren
een prelude
bij gewonnen tijd
herscheppend nog
wat anders worden zou
Hoog boven de heide
zingen leeuweriken deze morgen
hun voorjaarslied weer
bij het verlaten klooster
alsof zij ons vergezellen
naar gedachten aan komende dagen
jij en ik dwalend
naderend het negende getij
het kleppen van de klok
brengt ons naar zuidelijke oorden
bloeiende clivia’s worden aangelicht
in de zon van het middaguur
Pasen al nabij
een blauwe watervogel voor de kust
Marinus te Velde
De winter op Apols paneel
was haar zo dierbaar.
We hadden woorden gevonden
die ons omsluiten zouden.
Het nieuwe jaar was aangebroken,
het werk van de schilder weer nabij
in wat wij eens elkaar hadden gezegd.
Dit landschap zou ons weerzien zijn.
Hier werd vergetelheid ontlopen.
Vitale elementen had zij ingebracht,
zag en hoorde ik opnieuw.
Samen wandelend in de streken
waar ik mijn lief gesproken had,
dekten wij stil het afscheid weer toe.
Marinus te Velde
Van tijd tot tijd heb ik gebouwd
aan wat ons resten zou
als we niet meer dromen konden
zoals in ongerijmde nachten.
Alles zou verloren zijn
als men niet tijdig wist
waarheen te gaan,
een vindplaats voor verborgen krachten.
Met velen onderweg
worden wij getuigen, woorden
fluisterend
vinden we ons terug
gedachtenbouwsels
een verhaal
Marinus te Velde
Starend omhoog
aan een tuin ontstegen
samen in het prieel
van loof en licht
zwervende wolken verdwenen
waar wij zaten
een koepel zonder weerga
een schuilplaats in het lange gras
Marinus te Velde
Gevaarlijke wereld van smeltend ijs,
wintergasten kleumen daar
wachtend op voorjaarsluchten.
Geschonden steden daagden in grijs.
De koude ging in versomberd verlangen voorbij
aan groene dalen, genoeglijk zijn.
Marinus te Velde