Een winterlandschap spreekt mij aan
met eeuwige treur over barre kou.
Maar diepzwart ijs na strenge vorst
draagt dierbaar leven hier.
Een lichtbaak meldt een buurtschap
langs nieuw gebaande wegen.
Mensen en bomen buigen
om ijzige wind te weerstaan.
Ingesloten door een lange tocht
vindt men zijn gelatenheid.
Het weidse land wordt binnenzee.
Aan gene zijde sluimert woon
in aangewaaid habijt gekomen,
de luwte van een stille haven.
Marinus