Deze versregel is van Leo Vroman (geb. 1915) uit zijn gedicht “Altijd”, dat voor het eerst verscheen in de bundel “Gedichten, vroegere en latere” (1949). De Amerikaans-Nederlandse dichter-tekenaar-wetenschapsman (bioloog) schreef in 2012 nog nieuwe poëzie. Lees zijn blog op http://vromanfoundation.com/.
De aarde is zwaar, de sterren zijn ver,
en ik ben wentelensmoede,
wilde versintelen als een ster,
moet op en onder spoeden.
De zwarte, dikke wereld rond
laat ik mij onder het gaan
steigeren, kantelen op mijn mond,
opstaan en slapengaan,
opsteigeren, omkantelen op mijn mond,
opstaan, slapen gaan.
En lang nadat ik dood zal zijn
dein ik nog op en neer,
bevonden groot, bevonden klein,
een doodgewankeld heer.
Met de “Broadway Boogie Woogie “ (1943) van Piet Mondriaan benader ik deze tekst en weet ik me gesteund in het begrip daarvan. Toch heeft Vroman natuurlijk niet aan het werk van Mondriaan gedacht, toen hij zijn gedicht schreef. Maar de toevallige samenkomst van hun werk in mijn gedachten spreekt me aan.
J.L. Locher schreef over dit schilderij in zijn studie “Piet Mondriaan” (Amsterdam, 1994, p. 88):”…in deze compositie is het zwart geheel verdwenen. Volkomen nieuw is de versplintering van de gele lijnen door talloze blokjes in rood, blauw en grijs….”. Locher zag “dansende grotere kleurvlakjes zich vrijmaken van de omsluiting door lijnen…”. In het geheel herkende hij een pulserende beweging. Ook de witte vlakken werden daarin opgenomen.
Metamorfose, uit de vorm breken is zo wezenlijk in Vromans poëzie. Opsteigeren, omkantelen op mijn mond …. . Zo prachtig.
Marinus
Goh en ik moet hierbij denken aan de poëzie van Kopland “Die kunst der Fuge” en het muziekstuk canto instinanto
Genoten van je woorden
Mooie uitstapjes bij Leo’s zang!