Men bouwt er zich blind een levenshuis
in het ommeland van de geest
waarin men dagelijks zijn gangen denkt
langs wat dichtbij moet blijven.
Steden hecht men aan verholen tijd,
voor dichters een bewaasd geluk
dat in de kindertijd verworven werd,
zonder namen, de glans kwam later
in het bolwerk van het voorjaar
oosterse platanen eeuwenoud
onderweg naar loverlicht.
Waar de trein niet meer vertrekt
ontmoet men soms een reisgenoot
die zonder aarzeling het woord herneemt.
Marinus,
maart 2012